Elke alumnus herinnert zich wel nog zijn of haar eerste jaar aan de universiteit. De eerste onzekerheid, het zoeken naar een studiemethode, het worstelen met de leerstof, het eigen maken van de materie … zijn maar een aantal van de bekommernissen. Daarnaast komen ook herinneringen naar boven over het ‘sneuvelen’ van talrijke medestudenten, vaak in de eerste kandidatuur/bachelor. In het licht van dit alles en vanuit zijn functie als emeritus gewoon hoogleraar Schoolpsychologie van onze faculteit, reflecteert Piet J. Janssen over dit alles. Ruim veertig jaar ervaring met onderzoek over studeren en doceren synthetiseert hij in dit werk.
Zware lectuur
Het boek is vrij omvangrijk: ruim driehonderd pagina’s waarvan alle ruimte zo optimaal mogelijk wordt benut. Wie snel door het boek bladert, raakt dan ook overweldigd door de grote hoeveelheden tekst, afgewisseld met tabellen en schematische figuren. Na een uitgebreide inhoudsopgave en een overzicht van de 89 (!) figuren die deel uitmaken van het boek, volgt een woord vooraf en een te geleide. In die te geleide geeft Prof. Janssen – niet zonder enig gevoel voor zelfrelativering – aan dat hij getracht heeft om voor elk van de vijf delen waaruit het boek bestaat, een advance organizer te voorzien. Hiermee kunnen gehaaste, professionele lezers snel de relevantie van een hoofdstuk voor de eigen interesse bepalen en zeer gericht lezen.
Schijn bedriegt soms, maar hier is dat niet zo: het boek leest zeer moeilijk, mede door de talrijke cursiveringen, verwijzingen en soms vrij intellectueel taalgebruik. De advance organizers bieden wat houvast, maar als leek heb je wel degelijk het risico om wat verloren te lopen in de redeneringen en de daarbij horende uitwijdingen. Sommige aspecten van het hoger onderwijs waar het boek op focust, waren op het moment publicatie ook al wat gedateerd: zo is bijvoorbeeld het concept van het individueel aangepast jaarprogramma (IAJ) dat geregeld wordt aangehaald, ondertussen al vervangen door de diplomaruimte. De auteur heeft hier echter wel rekening mee gehouden en deze wijzigingen hebben dan ook geen noemenswaardige invloed op de gedachtegangen in het boek.
Thematisch georganiseerd
Als we focussen op de inhoud, blijkt dat elk deel van het boek rond een centraal thema is geschreven. Deel 1 focust op de aandacht aan competenties in het onderwijs en de beperktheid hiervan en deel 2 gaat dieper in op wat het concept studeren nu precies inhoudt. Deel 3 kijkt dan weer naar de andere kant van het auditorium, wanneer doceergedrag onder de loep wordt genomen. Deel 4 focust op de problemen van wat de auteur zelf schamper ‘de hecatombe’ noemt, ofwel het bloedbad onder de eerstejaars die bij aanvang aan de universiteit na één jaar massaal afhaken of in complexe trajecten belanden. In deel 5 wordt ook een mogelijke remediëring hiervoor wordt gesuggereerd. De epiloog ten slotte vat al het voorgaande nog een samen en plaatst hier wat kanttekeningen bij.
Literatuur voor experten
Een algemene conclusie lijkt te zijn dat dit vooral een boek is om zeer gericht, vanuit een professionele achtergrond te lezen. Het gaat hier niet om lectuur die je puur uit interesse of voor je ontspanning leest, ergens op een bankje in een park. Prof. Janssen had het vermoedelijk ook niet zo bedoeld. Voor een doorgewinterd schoolpsycholoog op zoek naar meer diepgang in deze materie kan het daarom dan ook een aanrader zijn. Voor mij persoonlijk valt dit echter vrij moeilijk te beoordelen; je als lezer zelf een mening hierover vormen lijkt dan ook aan te raden.